maandag 14 januari 2019

WINTERREIS
















zinsbegoocheling vrijheid gegeven
onmatig in een geruisloze windvlaag

met een herinnering magnetisch opgewekt
in afgewikkelde nachtspoel

pulserende velden
berimpelen wazig een regenplas op het voetpad
vol wegzeilend herfstblad nog

en snel een nauwe zeestraat
gegrist uit de winterse geo-gedichten van White
of Ten Berge

weerspiegelt de bijtende bergkam zichzelf
verwacht obscuur nog een zwachtel

van verder aangroeiend sneeuwpak met meeuwen
heden

reik ik vervliegende vrouw
wiens uniciteit in de dromen geheim blijft de hand
om samen op kadeplankieren
ons voetspoor te drukken in wit
eenzaam
verslik mij in de portrettuur

aan boord van een zeilboot geklit
veegt iemand sneeuw van het dek
devoot haast
prudent

de mast als omgekeerde slinger
van een verloren tempo-instrument

de metronoom gaat lichtjes heen
en weer de traagheid in de vissersplaats
op maat want

de droom heeft zijn eigen geheimen
waarin de fok in ons ontvallen winterwind
nu traag wordt uitgerold

direct daarop al vrij van sneeuw
wordt ingerold
de vlag ontwapperd hangt slap

de winterreis groen bij de voeten vertrapt

vrijdag 11 januari 2019

TWEEDEWEEKSOCHTEND



TWEEDEWEEKSOCHTEND


… en vond aldaar via groen groen knollen
hobbelig landpad aan afgekalfde oever
de vele golfgeworpen speelgoed beestjes
mensen maken lachend foto’s van elkaar
tijdens een plasticopraapfeestje ingelast
in dit door wind en plastics geteisterde land
met trillende woede verstopt in je vuisten
heus een hospitaal oud en met verkoever
waar ik vroeger vaak vertoefde om bij te komen
van één of ander droomproject ‘in den verre’
wat ik moest bevroeden met toen
geen aangespoelde containers of weggelekt bedmateriaal
uit een pauperparadijselijke Waddenzee of zo
uit heus een ontzaglijke zeereus die niet gestopt
of beschermd werd door Phorcys Poseidon of Nereus
ingetekend op een plattegrond van het oude gebouw
waarop door een blogtige zijmens denk ik
wat lang vergane gangpaden stonden beschreven
die als transparante jongedames schitteringen
rechtens toebehoorden en doorwaadbaar
naar het noorden waren vol afgedwaalde
eigenwaarde steunende tattoos om de hoek
bij de witte white privilege hoestende hoeren
vlak ontvangen ruist wind er de zee
waar het zijmens aldaar op mij wachtte
ik opende eventjes in de windrichting maar
mijn mond om netjes iets in het luchtledige
te gaan zeggen over een slopersbende die zich
“when did you last go to the opera?” in een bond
van slopersbenden verbond maar niet verder kwam
dan dunne brij aan woordenstront waarbij wellicht
ten overvloede met knoet in de hand gesteld
moet worden dat er daar niemand aanwezig was
om mij aan te horen laat staan van repliek te dienen
nou ja een hetero hijgend hert dat net
door Van der Staaij gelauwerd werd misschien
een veldmuis of verdwaalde rat nou goed dan niet
de zon klom al wat hoger en bescheen de hindernissen
het water kabbelde zachtjes aan dystopische
ruines van Trump en Erdogan voorbij
alsook aan het volksempfindliche
nietzsches voorbij goed en kwaad
naar in de verte het door zuigelingendaglicht
gladgestreken neutralere meertje
waarboven een nevelbankje hing
zingen dan dacht ik desnoods alleen wat neuriën
want deze mooie ochtend heeft zeker
recht op een prachtige lofzang zullen we
dan? want ja gebroken is de kluister
de bruiloft kwam voor licht en duister... *


* laatste regels uit Nietzsches Voorbij goed en kwaad, vert. Thomas Graftdijk.

dinsdag 1 januari 2019

ABSORPTIE

Het laatste gedicht van 2018 geschreven in de trein Assen - Utrecht:

er komt niet
uit het buitenleven
niets
hoewel het zich eindeloos uitstrekt
zich verder verwijdert
van verdwijnende einder

of het mistig is
vraag je

niet dat ik weet
wat weet ik
met mijn stampvoet
driftige hand vlammend oog
nu eigenlijk

steeds verder
keert het zich inwaarts
waar water
wegzinkt in land

is dat het?